Voor het tijdschrift Juist (dat bij Elsevier hoort) schreef Haver Producties in 2016 een reportage over Denemarken, waar groots ingezet wordt op biologisch voedsel. Een fragment van het artikel lees je hier.

 

Op slimme wijze verandert Denemarken in een land waar alle voedsel biologisch is, sterker nog, biologisch is ze eigenlijk nog lang niet biologisch genoeg. Wat de Denen goed doen en wat Nederland van ze kan leren

Als Denen biologisch willen eten dan gaan ze gewoon naar de supermarkt. Biologisch voedsel is makkelijk verkrijgbaar in Denemarken. Niet alleen basisproducten als melk, maar ook frisdrank en zelfs kant- en klaar maaltijden liggen door de hele supermarkt in de schappen. Je herkent het simpel aan het rode Ø-logo. Biologisch eten is er wel wat duurder dan regulier geproduceerd voedsel, maar niet veel. In Denemarken is biologisch voedsel namelijk geen niche meer, de Denen kopen steeds meer biologische producten. Voor wie nu denkt aan langharige geitenwollen sokkendragers: welnee, tegenwoordig zijn het met name de geslaagde, hoog opgeleide stadse yuppen die hun jonge kinderen het in hun ogen meest gezonde voedsel willen serveren dat verkrijgbaar is. In Nederland zet een supermarkt als AH bij wijze van test in grote steden met kleine, biologische winkels ook op deze doelgroep in.
Denemarken is in de ban van een voedselrevolutie, die is ingezet door de overheid. Bejaarde Denen krijgen biologisch eten op hun bord in het verzorgingstehuis, de Deense boer krijgt een duwtje in de rug om bio te worden en supermarkten krijgen strategieën en promotiemateriaal aangereikt om de consument te bereiken.

In februari 2015 presenteerde het ministerie van Milieu en voedsel van Denemarken het 67-punten tellende Økologiplan, dat alles aanzwengelt wat met biologisch voedsel te maken heeft. € 53,7 miljoen reserveerde de regering ervoor. Wetenschappelijk onderzoek naar biologisch voedsel wordt gepromoot, duurzaamheid bevorderd en de biologische sector uitgebreid. Daarvoor moest het biologisch landbouwareaal worden verdubbeld en het 60 procent van de keukens biologisch worden. In juni 2015 viel echter het Deense sociaaldemocratische kabinet. De huidige liberale minderheidsregering onder minister president Rasmussen nam het biologische plan wel over, schrapte de kwantitatieve doelen en stelde, om de exportpositie van Denemarken te verbeteren, een Europese handelsdelegatie samen, dat voor een competitieve en marktgedreven biologische sector moet zorgdragen. Hun taak is onder meer het terugdringen van regelgeving.

Deense kinderen van nu krijgen het concept van biologische voeding letterlijk met de paplepel ingegoten. Ze krijgen het geserveerd als warme maaltijd op kinderdagverblijven en ze krijgen er lessen over op school. Eenmaal volwassen weten ze niet beter dan dat biologisch eten gezond is, wat overigens niet strookt met de wereldwijde wetenschappelijke concensus over biologisch voedsel (zie kader).
Een van de belangrijkste stappen binnen de Deense voedselrevolutie is de instelling van keurmerken voor publieke keukens in 2009, waardoor er dagelijks 800.000 biologische maaltijden worden geserveerd. De bioboer weet dus zeker dat hij zijn producten kwijt kan. Alle keukens van restaurants en hotels, maar ook de keukens van ziekenhuizen, bejaardentehuizen en scholen, kunnen – op vrijwillige basis – een bronzen, zilveren of gouden keurmerk krijgen. Brons wil zeggen dat de keuken 30-60 procent biologisch is, zilver is 60-90 procent biologisch en goud is 90-100 procent biologisch. Daar horen nog wat neveneisen bij, zo mag een zilveren keuken geen voedsel verspillen, moet al het ruwe materiaal worden gebruikt en moet er minder vlees en meer groente op het menu staan. Van alle publieke keukens hebben er 1.724 een keurmerk, een verdubbeling ten opzichte van 2015. De restaurants blijven met 130 uitgedeelde keurmerken achter.

De Deense keurmerken zijn gunstig voor de boer omdat de keurmerken aan de publieke keukens toegekend worden op basis van de totale hoeveelheid ingekochte producten. De keuken wordt uitgedaagd om alles van het dier te gebruiken en de boer krijgt een biologisch prijsniveau voor het hele dier. Nederlandse veehouders krijgen het biologische prijsniveau alleen voor de mooie stukjes vlees, maar niet voor de rest van het dier, zoals de botten. Terwijl het hele dier biologisch geproduceerd en dus duurder is.